Zoon van de walvis en zijn vraag naar zijn zijn

Zouden de andere dieren zich anders gaan bewegen als ik anders beweeg? Als ik me richting Noordpool wend, bewegen de andere organismen dan met die beweging mee? Zoals een nietsvermoedende walvis, die met een trage centrifugerende werking verder weg van mij wordt geslingerd en niet weet dat ik het was die haar bewoog. Of ben ik daar te klein voor? Als ik mijzelf zie als verstrengeld met mijn soortgenoten en we een groep van één vormen, zou het dan beter lukken? Of wordt mijn beweging dan juist bemoeilijkt door mijn soortgenoten, omdat zij mijn koers mee bepalen? Of als ik nu eens niet naar licht toe beweeg, maar naar donkerte, ontstaat er dan een andere dynamiek in de oceaan? Als wij de diepte intrekken, volgen de walvissen ons dan?

Wow, ik probeer hier juist mijn relatie met walvissen te overdenken, zie ik plots Zoon van de walvis – aka Z – zich in een voor mij spectaculair lange tijd boven de golvende waterspiegel zweven. De zwaartekracht trotserend zet hij mij, het water en allerlei andere organismen voor een tijdje in de schaduw. De dag lijkt in een nacht veranderd te zijn. Ik weet niet hoe Z dit alles zelf ervaart, maar voor mij ziet zijn beweging er tamelijk bevroren uit. Het water onder hem lijkt sneller te stromen dan de dat Z zich door de lucht baant. Niet alleen het licht verandert, ook de temperatuur lijkt te dalen en ik heb het gevoel dat ik naar Z toegetrokken wordt. Alsof de nieuwe maan traag bijna de aarde aantikt. Zou Z zwaartekracht bezitten?

Misschien probeert Z zichzélf te zien? Wellicht is hij net als ik op zoek naar wie hij is in deze wereld. Hij is vast naar de diepte gedoken om van daaruit flink vaart te maken voor de sprong. Hij hoopt zichzelf te zien spingen. Vanuit mijn optiek heeft Z genoeg tijd om z’n leven te overdenken, maar wellicht werkt tijd voor hem anders. Misschien heeft hij net genoeg tijd om vluchtig naar links omlaag te kijken. Ik denk dat hij op een vertraging van tijd om hem heen hoopt, waardoor de duur van Z’s beweging relatief versneld wordt. Een kromming van ruimte of zoiets. Mocht hem dat niet lukken, dan dendert Z waarschijnlijk vol teleurstelling weer richting aarde, smakt hij neer op de waterspiegel en dondert er doorheen. Als het Z wel lukt, dondert ie natuurlijk evengoed Icariaans naar beneden, maar dan misschien in euforie. Ik kan echter maar beter maken dat ik weg kom. Met deze traagheid lig ik straks voor een tijdje tussen hem en het wateroppervlak ingeklemd.