Vraag in deze uiteenzetting is hoe we van ego tot geo komen. Hoe we het andere in het zelf kunnen ontdekken. En waarom deze aandachtspunten relevant zijn voor een opleiding die educatie in beeldende kunst ontwikkelt
De mens als persoon lijkt niet anders te kunnen dan de wereld vanuit het ego te beschouwen. De mens als ‘groep’ lijkt maar moeizaam haar arrogantie als agent (agens) van de wereld ter discussie te kunnen stellen. Deze tunnelvisie op zowel persoonlijk als groepsniveau wordt mede in stand gehouden door het vaststaande idee van het ‘zelf’. “Be who you are”, zo wordt ons in reclames verteld.
Sinds het cogito ergo sum van Descartes staat het ‘ik’ centraal in het westerse denken. Het karakter achter dit ik is een geïsoleerd blank westers mannelijk oppositioneel denkend hoofd. Ik besta omdat ik enkel zeker weet dat ik denk. Hoewel de idee van Descartes complexer is en deze schets geen recht doet aan zijn kwaliteiten 1
binnen de opkomst van het verhaal van de verlichting, heeft het geleid tot een onderscheid tussen geest en lichaam en tussen het subject en de zogenaamde objecten om de mens heen. De humuslaag van dit gedachtegoed wordt vanaf de laat 15e eeuw enthousiast verspreid over de wereld. De wetenschappelijke en filosofische ontwikkelingen worden zichtbaar in bij voorbeeld de ontwikkeling van het perspectief. Laten we het werk De ideale stad nemen. De wereld in de vorm van objecten wordt om de beschouwer (het subject) heen geordend. De maker van het werk plaatst de mens in het centrum van de wereld. En hoewel onder andere de zo genaamde kubistische schilders en poststructuralistische filosofen deze egocentrische constructie bevragen en tot alternatieven komen, kun je je voorstellen dat jij als beschouwer een smartphone in de hand houdt en op het punt staat om via het selfie-icoontje jezelf in die wereld zichtbaar te maken. Het perspectief is relatief, maar we kunnen maar moeizaam van positie verstaan.
Kunstenaar Pilvi Takala bevraagt het innemen van posities in haar werk The real snow white uit 2009. Takala wil verkleed als sneeuwwitje het Disneypark betreden. Bij de toegangspoort wordt ze door kinderen gevraagd of ze met sneeuwwitje op de foto mogen. Enkele kinderen zijn zelf ook verkleed als sneeuwwitje. De beveiligers verzoeken Takala echter de ingang te verlaten, waarschijnlijk omdat de echte sneeuwwitje al in het park is. Via het werk van Takala komen vragen op als wie of wat sneeuwwitje is, wat kinderen en volwassenen onderscheidt, wat de relatie is tussen het idee van authenticiteit, merk en populatie. Takala neemt een nieuwe rol aan om de structuren en aannames onder de loep te nemen. Hiervoor is het essentieel dat zij zelf fysiek aanwezig is, in de rol van sneeuwwitje en in die rol verschillende posities aftast: als kunstenaar, als sneeuwwitje, als protestant (publieke verklaarder), als slachtoffer, et cetera.
Om het fysieke en mentale verplaatsen zoals Takala dit verbeeldt verder te verkennen, maken we een uitstapje naar een filosofie van buiten de westerse wereld: het Ubuntu. Alternatieven voor het westerse gedachtegoed over het zelf kunnen ons immers onze blinde vlekken tonen. Het Ubuntu is een Afrikaanse mondeling filosofie. Omdat diplomaat Dorine van Norren 2
het idee van Ubuntu zeer helder beschreven heeft, neem ik een citaat van haar op:
Ubuntu betekent in de kern de onophoudelijke in beweging zijnde openbaring van het universum. Ubu is ‘abstract ijn’ (patronen) dat verbonden wordt met Ntu, ‘levenskracht Zijn’, die in een cyclus zichzelf vernietigen en vernieuwen. Ubuntu wordt in de volksmond gebruikt als ‘ik ben omdat wij zijn’. Dit is afgeleid van het spreekwoord ‘umuntu ngumuntu ngabantu’ (een persoon is een persoon via andere personen). Het impliceert intermenselijkheid, (gelijk)waardigheid, compassie, gemeenschapswaarden, samen delen, non-discriminatie en interactie tussen alle levende wezens.
De filosofie van Ubuntu leert ons om naar de wereld in samenhang te kijken. Niet het zelf staat hier centraal, maar de idee dat we pas mens worden door de humaniteit van de medemens. Ubuntu leert ons radicaler te denken wat het is om mens te zijn, zowel op humaan vlak als in onze verbondenheid met de wereld. Het andere in het zelf.
Timothy Morton 3
verkent de samenhang van het Ubuntu vanuit het idee van ecologie. Volgens hem hangt niet per se alles met alles samen, maar kunnen we denken in biosferen. Een concrete voorstelling van zo’n biosfeer is de wijze waarop ons lichaam vorm krijgt. In tegenstelling tot de idee dat we een omsloten organisme zijn met een afgebakend binnen en buiten, bestaat ons lichaam uit voortdurende biologische interacties. In onze darmen bevinden zich microben zonder welke we niet zouden overleven als mens 4
. Op onze wimpers bevinden zich beestjes die leven van onze afvalstoffen. Sterker nog, op die wimperdiertjes zitten weer andere diertjes die gebruik maken van afvalstoffen van dat grotere diertje. Met dank aan onder andere microbioloog Van Leeuwenhoek en scheikundige en bioloog Pasteur weten we dat we niet alles met het blote oog kunnen waarnemen. De meer recente studie van epigenetica gaat in op hoe er continue ‘loops’ zijn tussen fysieke ontwikkelingen en de genetische constructie die we bij onze geboorte ontvangen en die zelf ook vorm gekregen heeft via interactie met de omgeving door onze voorouders. Er is geen statisch biologisch lichaam dat ons zelf vormt. De dynamiek van ons lichaam wordt goed zichtbaar in de timelapses die meer en meer mensen van zichzelf of hun kinderen maken en online plaatsen.
Ons ‘eigen’ dna wordt actief gevormd door voorgaande generaties (moeder, oma, overgrootoma) en door continue interactie met de omgeving. Amerikaans filosoof en pedagoog John Dewey spreekt in The later works van transactie, een complexe geïntegreerde activiteit waarbij organismen en omgeving elkaar wederzijds beïnvloeden. In dit proces van transactie wordt de ‘eenheid’ van de betrokken organismen en omgeving gewijzigd. Voortbordurend op deze gedachten stelt Dewey ook dat rationaliteit haar gewicht ontleent uit sociale transactie. Dus niet uit een geïsoleerd hoofdelijk denken, zoals Descartes dit presenteerde.
De dynamiek tussen onze omgeving en onze vermogens zorgen ervoor dat wij een uniek ‘stelsel’ ontwikkelen van waaruit we de wereld waarnemen. Dat unieke stelsel valt echter samen met wat we als ‘vaste of stabiele identiteit’ en waarheid interpreteren. De Duitse filosoof Thomas Metzinger 5
spreekt van een Phenomenal Self Model dat ons idee van identiteit zou bepalen. Het model is voor ons niet waar te nemen, omdat het onzichtbaar is. We zien niet dat we door een uniek filter waarnemen. Metzinger stelt zelfs: “There is no such thing as a self.”6
Met ons biologisch lichaam zijn ook onze identificatieprocessen fluïde. Dat zien we ook in processen van dementie 7
terug, in de opkomst van gender fluïditeit, in de ontwikkeling van cyborgs of van transhumanisme 8
.
We zijn geen autonoom opererende wezens, maar een unieke en complexe constructie van eigenschappen, emoties en verlangens, die in een specifieke context op dynamische wijze interacteren. De Rotterdamse filosoof Henk Oosterling 9
toont ons een nieuwe kijk op het individu, via het Japanse nin gen. Waar individu dat staat voor ondeelbaar, betekent nin gen ‘tussen wezen’. Het idee achter dit begrip is dat intelligentie niet in de mens plaatsvindt, maar tussen mensen: tussen interviduen 10
.
Dit verbindende idee is echter ook kwetsbaar. Wat de mens uniek maakt in haar interactie is haar potentieel om iets te doen wat nog niet eerder gedaan is 11
. Maar die nieuwe stem, komt naar voren in een reeds bestaande wereld. De capaciteit van de nieuwkomer om te handelen – en dien ten gevolge zijn vrijheid – is dan ook op cruciale wijze afhankelijk van de manier waarop anderen met de initiatieven van de nieuwkomer omspringen. Vrijheid hangt dus samen met de mate waarin mensen elkaar de ruimte geven om zich publiek te existeren, om te handelen. De Belgische filosoof en politicoloog Chantal Mouffe 12
spreekt van “antagonismen die bovendrijven als we zien dat de samenleving contingent of toevallig is”. De tegenstrijdigheden kunnen niet enkel rationeel opgelost worden, juist omdat de ideeën door een complex geheel van gebeurtenissen in een ontstane sociale orde van dat moment op die plaats in die tijd voor die groep mensen gestalte heeft gekregen. Ze zijn dagelijks zichtbaar in het nieuws, maar sluimeren ook door in onderwijs, in platforms van beeldende kunst. Denk aan de discussie over de naamgeving van kunstinstituut Witte de With.
Het dynamische zelf neemt verschillende posities in, afhankelijk met wie het spreekt en in welke rol het dit doen. Kom je uit Urk en studeer je op de kunstacademie, dan voel je dat jij je op verschillende wijze verhoudt tot de wereld om je heen. De Urker Jennie Koffeman is dezelfde Jennie aan de academie, maar in ontmoetingen als student met medestudenten en docenten neemt zij steeds weer een andere rol aan en positie in. Jennie beschrijft dit als volgt:
“Ik wist altijd al wel dat Urk een ‘vrij bijzonder’ dorp was, en dit werd op deze nieuwe plek [de kunstacademie] alleen maar bevestigd. De leefomgeving op ArtEZ en de leefomgeving van Urk kunnen nogal contrasteren, wat ik persoonlijk als positief beschouw.”
Jennie is meerstemmig 13
, omdat de personen met wie ze spreekt van elkaar verschillen, maar ook omdat die personen net als Jennie dynamisch zijn en hun ‘zijn’ zich telkens anders manifesteert. De gesprekken echoën (polyfoon) in elkaars denken en vormen dus een netwerk van betekenissen.
En omdat we een netwerk van betekenissen vormen, dienen we onszelf continu de vraag te stellen waarom we handelen zoals we handelen, waarom onze omgeving gestructureerd is zoals ze gestructureerd is. De beeldend docent-educator kan in zijn dialogisch onderwijs zichzelf structureel bevragen en ontwikkelen. Dat zeggen studenten in het derde of vierde jaar van de opleiding ook letterlijk: “Ik heb het idee dat ik mezelf telkens opnieuw uitvind in deze studie.” De student is zich bewust van de veranderende context waarbinnen hij/zij/hen opereert en ontwikkelt gevoelige resonantie 14
. Of in de woorden van de Franse socioloog Bruno Latour: esthetica als het vermogen tot waarnemen en tot betrokkenheid, ofwel het vermogen zichzelf gevoelig te maken 15
.
Wat levert deze zoektocht ons op in het denken over Human Matters binnen de docentopleiding beeldende kunst en vormgeving? Het begrip human stamt onder meer van ‘humus’. Het draagt oorspronkelijk het idee in zich dat de mens verbonden is met de aarde 16
. DBKV Zwolle ziet de kunst- educator als drager van een aardse verbeeldende biosfeer, die bij anderen interesse weet te creëren voor beeldende kunst. Door pluraliteit in zichzelf te erkennen kan de kunst-educator in opleiding diversiteit accepteren 17
. Het denken in diversiteit bevordert openheid, erkenning en verbondenheid. Het stelt de vraag naar de wijze waarop we inclusief gedifferentieerd onderwijs kunnen ontwerpen. We kunnen leren dat er geen regels zijn die precies voorschrijven hoe we ons moeten gedragen in al die verschillende rollen, als maker, als educator als mens. We hebben te maken met normatieve vraagstukken, waarin de essentie onze medemenselijkheid is 18
. En die normatieve vraagstukken zijn geen los zwevende entiteiten, maar vormen een ‘tussen’. Ze zijn verbonden met het zelf en daarmee met de wereld: geo.
1.
Je zou kunnen stellen dat Descartes’ deductionistisch principe relevantie heeft binnen de natuurwetenschappen, maar tevens haar effect heeft gehad voor de menswetenschappen.
2.
Dorine van Norren (2016), in: Doordenken en doorwerken, intercultureel en eco-sociaal denken en doen, Henk Oosterling & Renate Schepen, 2016, p.52.
3.
Morton, T. (2018). Being ecological. Amsterdam: Ten Have.
4.
Zie Artis Micropia.
5.
Metzinger. T. (2009). The ego tunnel. The science of the mind and the myth of the self. New York: Basic books.
6.
Graham Harman stelt “There is a thing in itself.” Hij geeft hierbij het voorbeeld uit de Islamitische filosofie dat als het vuur het katoen verbrandt het niet contact heeft met de geur, de kleur of de met het pluizige van katoen, maar elementen neemt die voor vuur voedend zijn. Dat wat de mens waarneemt is wat de mens kan ontvangen ‘als mens’ vanuit het andere, wat Harman object noemt. Zie: Objects and the Arts. 27 mei 2014. Lezing ICA.
7.
Zie o.m. Oliver Sacks.
8.
Zie bij voorbeeld het werk van Orlan of Rebecca Horn, maar ook de serie van schrijver-denker Bas Heijne: De volmaakte mens.
9.
Henk Oosterling ontwikkelde de idee van Fysieke Integriteit en Rotterdam Vakmanstad, waarin zijn filosofie in samenwerking met verschillende partijen tot ecosofische praktijk is ontwikkeld.
10.
Vrij naar Henk Oosterling.
11.
Aldus Duits-Amerikaans filosoof Hannah Arendt.
12.
Zie: Chantal Mouffe’s Kunst en democratie. In: Open. Cahier over kunst en het publieke domein. SKOR (2008).
13.
Het dialogische of meerstemmige zelf staat voor de idee dat een persoon verschillende posities inneemt en rollen aanneemt, waardoor die persoon structureel in dialoog is met zichzelf. De theorie is met name ontwikkeld door William James en Mikhail Bakthin en in Nederland verder ontwikkeld door Hubert Hermens (1991).
14.
Timotheus Vermeulen in: Authenticity? Door Cueto en Hendrikx van ‘new sincerity’: a performance of earnestness.
15.
Latour, B. Oog in oog met Gaia. Amsterdam: Octavo. (p. 209)
16.
Morton, T. Being ecological. Lezing vrijdag 23 maart 2018. Radboud Reflects. Nijmegen. Zie ook de vertaling: Ecologisch wezen van zijn publicatie die dezelfde titel draagt als het boek.
17.
Levinas drukt de interactie bij voorbeeld uit door te spreken over een ‘verbondenheid en het absolute verschil tussen mij en de ander’.19 Vrij naar: Puett, M, Gross-Loh, C. (2016, p.70). De weg. Amsterdam: Ten Have.
18.
Vrij naar: Puett, M, Gross-Loh, C. (2016, p.70). De weg. Amsterdam: Ten Have.