Eén “Oké, ben je er klaar voor?” “Ja.” Daar zit ze dan. Een kleuter, vier jaar en een maand. Aan een tafel, op een stoel. Haar handen bengelen omlaag. Ze kijkt naar twee rijen van blokjes die op de tafel voor haar liggen en dan naar de vrouw tegenover haar. “Denk je dat deze rij meer blokjes heeft, of dié rij, of hebben ze evenveel blokjes”, vraagt de vrouw aan het meisje. Dan beweegt het meisje enthousiast haar linkerhand naar het begin van een rij blokjes, met haar wijsvinger raakt ze blokje voor blokje aan en telt. “Eén, twee, drie vier, nee,” een lach omdat ze te snel haar vinger beweegt ten opzichte van de getallen die ze uitspreekt, dan vervolgend: “één twee drie vier vijf.” Ze gaat direct door naar de tweede rij, plaatst haar wijsvinger vooraan de rij en telt: “één twee drie vier vijf.” Ze tilt haar hand op en draait deze om als teken van conclusie: “Ze zijn hetzelfde, vijf, vijf”, zegt ze, het laatste blokje van beide rijen na elkaar aanwijzend.
Vervolgens legt de vrouw de blokjes van een van beide rijen verder uit elkaar en vraagt opnieuw aan het meisje: “Heeft deze rij meer blokjes, of dié rij, of hebben ze evenveel blokjes?” Direct wijst het meisje naar de rij blokjes die langer geworden is. Haar uitleg is dat het meer is, want het is verder uit elkaar, langer. Ze gebruikt haar beide handen om te tonen dat het meer moet zijn. “Het is groter”, zegt ze, wederom ondersteund met armgebaren bij de langste rij. Het meisje weet dus dat er niets veranderd is aan het aantal blokjes, maar door de verandering van vorm, wordt ze verleid om een antwoord te geven dat ze motiveert vanuit lengte en vorm in plaats van vanuit een aantal. De visuele impact is machtiger dan het behoud van een eerder opgedaan inzicht: hoeveelheid. Het is als bij een kat die een uil ontmoet. De uil spreidt haar vleugels uit, maakt zich groter en danst dreigend voor de kat. Er staat niet meer uil voor de kat, de vorm is veranderd. De wet van behoud, heet dit in de psychologie.
Logisch redeneren is nog volop in ontwikkeling bij jonge kinderen. De leraar kan zich ín de klas voor de kinderen omkleden tot sinterklaas en dan nog geloven alle kinderen dat sinterklaas hen een bezoek brengt. Magisch. Maar het magische denken maakt langzaamaan plaats voor zekerheid. Vijf is het totaal van het aantal blokjes. De parameter hoeveelheid is nog niet stabiel, er worden vergissingen gemaakt in het tellen, of de hoeveelheid wordt foutief ingeschat als een andere parameter wijzigt zoals afstand. Magisch is het niet meer. Het geeft houvast zo’n getal, het systeem, ze weet het antwoord. Vijf! En die vijf is het resultaat van 1 en nog 1, en nog 1, en nog 1, en nog 1. En hoewel het meisje telt op ordinale wijze, in rangorde en niet 1 + 1, is de uitkomst enkel te bereiken door een stabiel 1. Die 1 lijkt onbetwistbaar. Hoeveel blokjes? Eén. Hoeveel vingers steek ik op? Eén. Hoeveel kaarsjes op de taart? Vier.